STRAAT zet met gepaste trots het werk van onze voorgangers voort wat betreft het tentoonstellen van graffiti en street art als galerie- en museumwaardige kunstvorm. In onze serie artikelen getiteld STRAAT pays homage staan we dan ook stil bij tentoonstellingen uit het verleden die aan de basis staan van wat wij vandaag de dag doen. Wie zijn geschiedenis immers niet kent, begrijpt heden noch toekomst...
Vandaag, 4 oktober 2022, markeert een speciale gelegenheid voor deze editie van STRAAT pays homage, aangezien het vandaag 30 jaar geleden is dat de tentoonstelling Coming from the Subway: New York Graffiti Art in het Groninger Museum werd geopend. Deze iconische tentoonstelling was te zien t/m 10 januari 1993. Vorig jaar stond het Groninger Museum stil bij hun legendarische tentoonstelling uit 1992 met een nieuwe graffiti art-tentoonstelling, met grote namen uit zowel New York City als Groningen.
Tot ongeveer 12 jaar geleden, toen het populairder begon te worden om graffiti art-tentoonstellingen in allerlei prestigieuze galerieën en musea te zien, was deze tentoonstelling een van de absolute hoogtepunten in de geschiedenis van graffiti art. In feite is het dat nog steeds. Laten we de introductie van toenmalig museumdirecteur Frans Haks uit de catalogus er nog eens bijpakken:
“Als je het verschijnsel graffiti met kunsthistorische ogen bekijkt, moet je constateren dat het om een nieuwe stroming gaat die naadloos in de geschiedenis kan worden ingepast. Vanaf het begin af aan ging het om werk met een nieuw thema, een nieuwe techniek, en een nieuwe drager. Hoofdthema was aanvankelijk de naam van de maker, zoals Lee, Blade en Seen. Anders gezegd, de handtekening, die normaal op een schilderij wordt gezet om aan te geven wie de maker is, is hier het onderwerp geworden; wat eerst een ondergeschikt maar functioneel deel van een schildering was, is verzelfstandigd tot hoofdonderwerp. Dat laatste is op zich geen nieuw verschijnsel. Het landschap, bij voorbeeld, diende in de middeleeuwen als achtergrond van een (religieus) tafereel en is in de loop van de zestiende eeuw tot een zelfstandig genre uitgegroeid.
Een parallelle ontwikkeling is te zien bij het zelfportret van een kunstenaar. Gedurende de middeleeuwen beeldt de schilder zich klein en in een hoekje af, dikwijls ter vervanging van zijn handtekening. Die gewoonte leidt in het begin van de zestiende eeuw tot de categorie zelfportretten. En die wordt in het begin van de jaren ’70 van deze eeuw een stroming, ‘Body Art’, waarbij de kunstenaar persoonlijk als beeldend materiaal optreedt.”
Chris DAZE Ellis in de catalogus
Het valt op dat er een vergelijking wordt getrokken tussen graffiti en eerdere ontwikkelingen binnen de kunstgeschiedenis. Net als het landschap en het zelfportret is de handtekening - of zoals wij zouden zeggen: de tag - van ondergeschikt maar functioneel deel verzelfstandigd tot hoofdonderwerp. Door een vergelijking te trekken met eerdere veranderingen binnen de kunstgeschiedenis, legitimeert Haks graffiti als kunstvorm. Vervolgens prijst hij ook de kwaliteit van het werk:
“Het kiezen van je naam als het thema van een schilderij kent dus zijn parallellen in de kunstgeschiedenis. En als je dat eenmaal doet, is een logische consequentie – zeker wanneer je tot een minderheidsgroep behoort – dat je niet een traditionele drager kiest als een doek-op-spieraam, maar een drager die iedereen overal kan zien: de trein.
Als die naam, ten slotte, niet met olieverf en kwast maar met een spuitbus op de treinen wordt aangebracht, is er sprake van een nieuw thema: graffiti dus.
Objectief gezien wordt hiermee aan alle voorwaarden voldaan om van een nieuwe stroming, Graffiti Art, te spreken. En subjectief voeg ik daar aan toe dat ik die van een uitzonderlijk hoge kwaliteit vind, vergelijkbaar met Minimal Art, Land Art, Body Art en Conceptual Art.”
Deur met tags van DAZE, DONDI, ZEPHYR, BLADE, MICKEY en anderen, gezet tijdens de afterparty van de openingsavond van Coming from the Subway. Momenteel te zien in het Groninger Museum, recent gedoneerd door de weduwe van toenmalig curator Poul ter Hofstede.
Daarnaast verklaart Haks ook waarom er na de tentoonstellingen in het Boymans – van Beuningen en het Groninger Museum uit 1983 en 1984 opnieuw een graffiti-expositie is georganiseerd:
“In ’84 was de keuze voor de stukken gebaseerd op werken in Nederlands bezit, een beperking die we ons dit keer niet hebben willen opleggen. Bovendien hebben de kunstenaars hun thematiek en stijl verder ontwikkeld, enerzijds omdat goede kunstenaars dat altijd doen en anderzijds omdat in dit specifieke geval de relatie van de eigen naam met de uitzonderlijke drager, de trein, moest worden verbroken.”
Haks spreekt consequent over ‘de kunstenaars’. En dat niet alleen, deze kunstenaars voldoen aan de eisen die Haks stelt aan ‘goede kunstenaars’. De stijl en thematiek zijn verder ontwikkeld. Daarnaast is de relatie met de oorspronkelijke drager, de trein, verbroken. Graffitiartiesten lijken in alles op echte kunstenaars. Ze produceren museumfähig werk op canvas.
Chris DAZE Ellis' werk in onze STRAAT-collectie
Tot slot vergelijkt Haks graffiti art met andere stromingen als het Kubisme en het Fauvisme:
“We hebben bewust gekozen voor de term Graffiti Art om deze stroming aan te duiden en niet voor omschrijvingen als Post-Graffiti of Spraycan Art. Graffiti Art heeft weliswaar, zeker in de Verenigde Staten, een negatieve bijklank, maar dat gold aanvankelijk ook voor termen als Kubisme en Fauvisme die als scheldnamen voor een nieuwe richting hun intrede deden en later uiterst respectabele benamingen werden. Ongetwijfeld zal het met Graffiti Art net zo gaan.”
Naast dat hij het consequent over graffiti ART heeft, is het ook opvallend dat Haks, als museumdirecteur, ook subjectief zijn bewondering voor graffiti uitspreekt. Wie de catalogus van Coming from the Subway wel eens in zijn handen heeft gehad, zou zich over deze bewondering niet verbazen. Het is een prachtig naslagwerk geworden. Schitterend vormgegeven, en inhoudelijk foutloos. Naast een zeer uitgebreide geschiedenis van graffiti vind je als lezer ook een interview met de oud-burgemeester van New York, Ed Koch (van de metroklassieker Dump Koch), een persoonlijk verhaal van Stefan Eins, oprichter en directeur van de legendarische Fashion Moda-galerie, een geschiedenis van de Europese graffiti, een kroniek van kritische reacties op graffitikunst, en, onder het kopje ‘enige visies op graffitikunst’, reacties van critici,collectioneurs en curatoren over verschillende exposities.
Door graffiti te koppelen aan eerdere trends uit de kunstgeschiedenis, bezegelt Frans Haks graffiti als kunst. Niet alleen de intrinsieke kwaliteiten van de werken zelf zijn museumwaardig, ook het grotere verhaal van graffiti in relatie tot stromingen als het Fauvisme en Kubisme speelt een rol. Daarnaast zien we graffiti gekoppeld worden aan het zelfportret en het landschap, onderdelen van een kunstwerk die in eerste instantie als bijzaak werden gezien, maar later tot hoofdthema worden gepromoveerd. Graffitikunst doet hetzelfde met handtekening van een kunstenaar.
Als modern museum voor street art en graffiti kunnen we Frans Haks en het Groninger Museum niet genoeg bedanken voor hun baanbrekende werk in de vroege jaren ‘80 en de periode daarna. We zijn vereerd dat we dit nalatenschap van Nederlandse graffiti art-geschiedenis kunnen voortzetten, en kijken nu al uit naar de vijftigste verjaardag.
---
Tekst: Alex Pope
Foto's: STRAAT / Groninger Museum